Voertuigen, aanhangwagens, containers of andere mobiele objecten worden relatief vaak gestolen.
Een opsporings- en alarmsysteem dient niet alleen om de dief af te schrikken, maar vooral om een alarm te laten afgaan wanneer de auto gestolen wordt. Sommige toestellen laten niet alleen een alarm afgaan, maar men kan er ook het gestolen voertuig mee immobiliseren of zelfs lokaliseren.
Alarmsystemen zijn dus een efficiënte bescherming tegen diefstal. Ze moeten E-gemarkeerd zijn volgens de richtlijnen betreffende elektromagnetische compatibiliteit voor de onderdelen die in het voertuig zijn geïnstalleerd.
Deze E-markering biedt geen garantie op het prestatievermogen van het systeem.
Ze dient enkel om een minimale immuniteit tegen elektromagnetische storingen te garanderen en zo het vrije verkeer ervan binnen de Europese Unie toe te laten.
Een efficiënte detectie en een efficiënt alarm, een veilige immobilisatie en een wettelijk toegestane geolokalisatie verkrijgt men onder andere door de installatie van producten waarvan de betrouwbaarheid gecertificeerd is onder het INCERT-merk, een vrijwillig merk dat de kwaliteit ervan garandeert.
De afdeling Autodiefstal (Car Intruder Systems, CIS) van de ANPI-laboratoria voert de proeven op de onderdelen en op de detectie-, alarm-, immobilisatie- en geolokalisatiesystemen uit volgens de onderstaande specificaties met het oog op de certificering van deze producten onder het INCERT-merk.
- T021A - Voorschriften voor de installatie voor de beveiliging van mobiele objecten tegen diefstal – Immobilisatiesystemen IM & IA.
- T021B - Voorschriften voor de installatie voor de beveiliging van mobiele objecten tegen diefstal – Alarmsystemen AL & IA.
- T 021C - Voorschriften voor de installatie voor de beveiliging van mobiele objecten na diefstal – Voertuigvolgsystemen TT.
- T 021D - Voorschriften voor de installaties voor de beveiliging van mobiele objecten na diefstal – Nadiefstalsystemen AT.